Meditatief boogschieten

Een prachtige tekst uit het boek ‘Als een weerlicht aan een heldere hemel’ van Han van den Boogaard.


Na de dood van zijn vader besluit de zeventienjarige Lai de onbekende wereld in te trekken op zoek naar de waarheid omtrent leven en dood. Na talloze omzwervingen belandt hij tenslotte in de tuin van het keizerlijk paleis. Daar gaat hij in de leer bij tuinman Zhou, die gedurende enkele jaren zijn spirituele leidsman zal zijn.



Met deze woorden pakte hij de enorme bamboe boog , hij legde een pijl aan, strekte zijn armen boven zijn hoofd en spande, terwijl hij ze weer op schouderhoogte terugbracht, de pees zo ver als zijn spankracht toeliet.. In deze positie bleef hij enige tijd staan. Zijn ademende buik was het enige aan hem dat bewoog. Ontspannen, met bijna gesloten ogen, stond hij daar, in opperste, zelfloze concentratie, tot de pijl zonder enige aan-leiding of beweging van de schutter, losschoot en zich twintig meter verder in het middelpunt van de rieten schijf boorde.


Zhou ademde rustig uit. Pas daarna liet hij de boog zakken en draaide hij zich om naar Lai, onverschillig voor het uiterlijke resultaat dat hij met zijn schot behaald had. ‘Een schot als dit’, sprak hij, ‘is alleen mogelijk als je doelloos bent. Het doelwit moet vergeten zijn, de schutter moet zichzelf vergeten zijn. Het schot moet zichzelf lossen, zonder enige intentie van de kant van de schutter. Dat is alleen mogelijk met de juiste tegenwoordigheid van geest.’




‘Begin met je adem’, zei hij tegen Lai. ‘blijf met je aandacht bij je adem. Stuur die naar een punt een stukje onder je navel. Blijf daar de hele tijd, dag en nacht, terwijl de oefeningen zich afspelen alsof ze door een ander gedaan worden.’ De daaropvolgende middagen brachten de tuinman en zijn leerling door met technische oefeningen: welke houding aan te nemen, hoe de boog te spannen, en hoe hem gespannen te houden tot hij vanzelf zou ‘afgaan’. Lai toonde zich een snelle, gehoorzame leerling, zodat de tech-niek van het schieten hem na een dag of tien al geen zorgen meer baarde. Toch bleef hij het doelwit keer op keer missen, iets wat hij, ondanks de instructie die hij gekregen had om zich totaal niet bezig te houden met het resultaat van zijn schoten, telkens met spijt vaststelde.



De instructie die Zhou gaf was telkens een en de zelfde: ‘Je weet wat je moet doen. Denk daar verder niet meer aan. Maak je niet druk om de uitvoering. Het schot verloopt alleen soepel wanneer het de schutter zelf verrast.  Denk tot dat moment nergens aan: niet aan het doelwit, niet aan het schieten, niet aan jezelf. Blijf bij je adem. Als er geen schutter meer aanwezig is, lost het schot zich vanzelf.’


‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Lai op een keer.



‘Kijk om je heen en je ziet het gebeuren. In de zomer springt de huid van de rijpe perzik open zonder aanleiding, zonder dat de boom of de vrucht bewegen, zonder dat ze ook maar iets doen. In de winter glijdt de sneeuw zonder aanleiding, geheel plotseling, van het bamboeblad. Geen zuchtje wind heeft het blad beroerd, en toch is de sneeuw plotseling weg. Zo moet je schot vallen: als sneeuw van een bamboeblad.’



Op een avond woedde er een hevige storm. Het houten onderkomen kraakte. Verschillende malen werd de deur door een windvlaag opengerukt en met een klap weer dichtgesmeten. Ontelbare gaten en kieren veroorzaakten onophoudelijke tochtvlagen in de kille, vochtige ruimte. Toen trok er een bijzonder heftige rukwind over, langs en door het tuinhuis. Eén van de wanden begon vervaarlijk te kraken. Alsof hij besefte wat er ging gebeuren, sprong Lai overeind. Een van de steunbalken boven de deur kwam met een krakend geluid los van de wand. Net voordat de balk op de ter bescherming uitgestoken armen van Zhou zou storten, ving Lai hem boven zijn hoofd op. Met een ruk zette hij de balk weer op zijn plaats. Hij draaide zich om en zag dat Zhou hem glimlachend aankeek.


‘Dat is wat ik bedoel’, zei de Meester, terwijl hij zijn plaats voor de haard weer innam. ‘Tegenwoordigheid van geest is eenheid van geest en handeling. Het is het juiste doen zonder te beseffen het juiste te doen. Je eigen wil, je “ik”, dat eeuwige struikelblok, voegt zich naar de onzichtbare plooien in het heelal, hij verdwijnt erin en er is


niemand meer die de natuurlijke gang der dingen verstoort, zodat alles volmaakt zijn natuurlijke loop neemt. Vergeet jezelf en je vergeet je falen en je angst om te falen. Je bent nergens, er is niemand thuis.















Meditatief boogschieten: een getuigenis

 

Ik was vanmorgen een stukje aan het lezen in het boek van Thich Nhat Hanh, ‘Ontdek de vrede in je hart'. Het ging over de sangha. Hij schrijft: "Als lid van de sangha ben ik als een cel in een lichaam. Tegelijk voel ik dat ik zelf dat lichaam ben. Ik ben de sangha... Hoewel u misschien nog jong bent, bent u tegelijkertijd ook erg oud omdat wij allemaal verbonden zijn met generaties van onze voorouders en hun geschiedenis, hun narigheid en hun vreugde, hun mislukkingen en hun vrijheid. Als u in contact treed met een geestelijke leraar of met praktiserende oudere broeders en zusters wordt ook u de sangha. Uw geestelijke gemeenschap helpt u krachtig en wijs te worden…"

 

Dat verwoordt zo wat het gevoel dat ik heb in de groep van het meditatief boogschieten. Want echt correct verwoorden lukt bijna niet. Zonder dat we mekaars verhaal kennen en zonder veel woorden, worden jong en oud op enkele uren tijd heel diep verbonden, ik voel nooit de verschillen, die ik buiten wel ervaar, nooit een afgescheiden zijn, we zijn ergens door de ruimte in te stappen, één, hoewel we allemaal heel verschillend zijn. Je voelt dat elke keer weer.

 

En over het synchroon schieten dat is de kers op de taart. Het is een geschenk dat we heel soms krijgen zonder dat we daar iets voor hoeven te doen. Een "tjak tjak" heel kort na mekaar doet het niet, alleen één krachtige "tjak", brengt een gevoel van intense vreugde bij de twee boogschieters maar ook in de groep. Je wordt zo wat overspoeld door iets waar geen woorden voor zijn, waar je stil van wordt maar tegelijk ook uitgelaten, wat euforisch, bevrijd ook. Je neemt het nog een tijdje mee naar huis en dan neemt de ervaring stilaan af. Toch gebeurt het bijna altijd op een keerpunt waar je een inzicht krijgt, vind ik. Je bent met één tjak veranderd, wakker geschud. Maar je kan de ervaring niet vasthouden (maar vergeten doe je het ook niet meer) en erover vertellen lukt al helemaal niet. Maar wie het heeft meegemaakt begrijpt het direct en weet waar je het over hebt. Wat op zich toch ook weer heel bijzonder is.

 

Het is toch echt iets moois wat er elke keer in de bijeenkomsten ontstaat. Daar kan ik alleen maar dankbaar om zijn.

 

Vera